< Terug naar historie - KNSM - Lloyd hotel - KNMI

De Koninklijke Nederlandse Stoomboot Maatschappij:

De Koninklijke Nederlandse Stoomboot Maatschappij werd in 1956 opgericht door Christian Ramann, een Duitse makelaar in koffie. Ramann probeerde met de jonge KNSM regelmatige lijndiensten te gaan onderhouden op de Oostzeehavens en Bordeaux. Het kantoor was gevestigd aan de drukbevaren Nieuwe Vaart, het hart van het scheepvaartgebied van Amsterdam.

In tegenstelling tot wat algemeen wordt verondersteld, is de KNSM dus niet begonnen met het verschepen van landverhuizers die hun geluk wilden zoeken in Midden- en Zuid Amerika.
Het was wel altijd Ramans grote wens geweest om ook een lijndienst op Amerika te beginnen. In 1875 was het zover en werden twee schepen besteld om de langverwachte droom, een transatlantische lijnsdienst, te verwezenlijken. Het tij zat echter tegen. Door de crisis in Amerika bedachten "goudzoekers" zich wel twee keer voordat ze huis en haard verlieten om overzee een nieuw bestaan op te bouwen. Het emigrantenvervoer liep aanzienlijk terug. De KNSM verkeerde door teruglopende goederenhandel op het randje van een faillissement. De nieuwe schepen waren een blok aan het been van de jonge onderneming. Uiteindelijk werden de schepen zonder een mijl gevaren te hebben opgelegd en voor een appel en een ei aan een Franse reder verkocht.

De aanleg van het Oosterdok zorgde ervoor dat de Nieuwe Vaart slecht bereikbaar was. Oponthoud als gevolg van wachttijden voor de sluis kostte de KNSM veel geld. Bijkomend probleem was dat de locatie aan de Nieuwe Vaart niet berekend was op steeds maar groter wordende schepen. Langzamerhand begon de afvaartlocatie van de KNSM aan de Nieuwe Vaart minder goed te bevallen.

In overleg met de gemeente werd in het begin van de twintigste eeuw door de directie van de KNSM besloten de schepen voortaan te laten vertrekken vanaf de nieuwe eilanden in het IJ. De keuze voor de nieuwe afvaartlocatie, die de naam Levantkade kreeg, was overigens niet alleen genomen op basis van bovengenoemde praktische gronden. In 1899 brak door een gebrek aan werk een massale havenstaking uit. De stakende havenarbeiders werkten niet alleen bij de Nieuwe Vaart maar woonden ook nog in de aanpalende volkswijk Kattenbrug. Zodoende zaten de directie van de KNSM dag en nacht tussen de ontevreden havenarbeiders.

Aan het begin van de 20e eeuw, na de verhuizing naar de Levantkade, was de KNSM een bedrijf met nog geen dertig schepen die stuk voor stuk niet in staat waren om een Atlantische oversteek te wagen. Tot de Eerste Wereldoorlog groeide de KNSM mede door de overname van concurrent Koninklijke West-Indische Maildienst(KWIM). Onder andere omdat de KWIM al lijndiensten op West Amerika uitvoerde. In 1913 werd begonnen met de bouw van het nieuwe hoofdkantoor op de hoek van de Prins Hendrikkade en de Binnenkant volgens het ontwerp van Van der Mey

Het was overigens vreemd dat de jonge onervaren Van der Mey het gebouw, beter bekend als het Scheepvaarthuis, mocht ontwerpen. Over het algemeen werd aangenomen dat Van der Mey de klus kreeg omdat hij een buitenechtelijk kind was van een van de KNSM directeuren en een gewillig dienstmeisje. De KNSM heeft tot begin jaren ‘80 in het prachtige Scheepvaarthuis kantoor gehouden

Met het uitbreken van de Eerste Wereld Oorlog besloot de KNSM in eerste instantie haar schepen thuis te houden. De werkloze dokwerkers kregen een geringe vergoeding. Toen duidelijk werd dat ons land neutraal zou blijven werden een aantal vaarten hervat. Al snel bleek dat de oorlogspartijen weinig respect voor de soevereiniteit van de Nederlanders hadden. Ondanks dat er grote gekleurde vlaggen op de zijkanten werden geschilderd vergingen verschillende schepen door onduidelijke oorzaken. In het voorjaar van 1918 werd het grootste deel van de Nederlandse vloot door de Amerikanen geconfisceerd om graan en kolen te vervoeren. Door de zeer ruime vergoeding die de geallieerden betaalden voor het gebruik van de in beslag genomen schepen werd dit oorlogsjaar door de KNSM financieel succesvol afgesloten.

In 1922 kreeg de KNSM haar eerste dieselaangedreven schip genaamd Rhea. Het schip was uitgerust met een viertact zescilinder werkspoor. Eind twintiger jaren kwam ook het overzeese toerisme op gang. De KNSM bood als een van de eerste een cruise richting het Caribische gebied aan. Vooral in de wintermaanden waren deze reisjes populair.
In de aanloopperiode naar WO-II zijn redelijk wat schepen van de KNSM ten onder gegaan als gevolg van mijnen en torpedo’s. Na de bezetting in 1940 werden alle zich nog in Nederland bevindende schepen door de bezetter geconfisceerd. Eerst werd hier nog een vergoeding voor betaald, later niet meer.

Na de bezetting was de vloot en de kade van het KNSM-etablissement grondig verwoest. Schepen waren vergaan en de loodsen op het KNSM-eiland waren gebruikt als gevangenkamp voor collaborateurs. De meeste laad- en loskranen waren door de Duitsers vernield.
In de periode na de oorlog pakte de KNSM de draad snel weer op. De export liep goed. Er werd wel vaak leeg teruggevaren. Het passagiersvervoer nam in populariteit toe. Sommige vrachtschepen werden zelfs omgebouwd tot passagiersschepen.

Technische ontwikkelingen droegen er toe bij dat de schepen alsmaar sneller hun bestemming bereikten. De gewonnen tijd werd echter weer verspild bij het laden en lossen. In de decennia na de oorlog werden dan ook de eerste schepen gebouwd die geschikt waren voor het vervoer van pallets.

Vanaf eind jaren ‘60 werd het moeilijker voor de KNSM om een goed resultaat te behalen. De brandstofprijzen verdriedubbelden en steeds meer rederijen gingen ertoe over om onder een vlag van een land te gaan varen waar ze nauwelijks belasting hoefden te betalen. Ook werden in een aantal belangrijke vaargebieden van de KNSM nationale rederijen opgericht. Voor het eerst sinds jaren moest de KNSM begin jaren ‘70 honderden personeelsleden ontslaan. In dezelfde periode kwam na 100 jaar een einde aan het passagiersvervoer.

De jaarverslagen konden halverwege de jaren ‘70 niet meer verdoezelen dat het slecht gesteld was met de KNSM. De vooruitzichten waren evenmin rooskleurig. De toenemende concurrentie van Oostbloklanden en de stijgende rentelasten drukten zwaar op het resultaat van de onderneming.

Eind jaren ‘79 werden als eerste de werkplaatsen en magazijnen buiten dienst gesteld. Loods 6 werd omgetoverd tot horecagelegenheid. In het voorjaar van 1979 werden de etablissementen op het eiland definitief verlaten. In 1981 werd de KNSM uiteindelijk overgenomen door Nedloyd. Daarmee was Amsterdam haar trotse havenbedrijf, ooit de grootste reder van Nederland, definitief kwijt.